Twee nominaties voor de Gulden Feniks!

Braaksma & Roos Architectenbureau is goed vertegenwoordigd bij de Gulden Feniks dit jaar! Zowel de LocHal in Tilburg als het Eiffelgebouw in Maastricht staan in het rijtje van de 6 genomineerde gebouwen voor deze nationale prijs voor renovatie en transformatie. Er zijn grote verschillen tussen deze twee projecten, maar ook veel overeenkomsten. Bovenal illustreren zij goed hoe Braaksma & Roos Architectenbureau te werk gaat.

De LocHal in Tilburg (1932) en de voormalige Sphinxfabriek in Maastricht (1928-1941) lagen beiden jarenlang in een gebied dat een barrière vormde in hun stad. Nu zijn ze teruggegeven aan die stad en zijn zó succesvol getransformeerd dat ze een verbindende schakel vormen tussen de aangrenzende stadswijken en een nieuw middelpunt van bruisende activiteit zijn geworden. Braaksma & Roos Architectenbureau maakte voor beide (mede) het ontwerp, maar pakte elke opgave op een andere manier aan. Daar ligt de kracht van ons bureau. Wij maken bestaande gebouwen gereed voor de toekomst en dit doen wij vooral door goed te luisteren naar het gebouw, de plek, de opgave. Welke kracht en schoonheid zit in het bestaande gebouw verborgen en hoe kunnen wij dit behouden, versterken en gebruiken voor een herontwikkeling? Wat is het verhaal?

In dit geval betreft het twee “ingenieursgebouwen”: praktische industriële gebouwen gemaakt voor een specifiek doel, maar met een bijzonder soort onbedoelde schoonheid. De LocHal is gebouwd als fabriekshal waar vroeger aan locomotieven werd gesleuteld. Het bestaat uit twee imposante hallen met stevige vloeren en grote kraanbanen en een zogenaamde “lampion” van draadglas, waardoor prachtig licht naar binnen valt. Het Eiffelgebouw, de voormalige fabriek voor sanitair aardewerk van Sphinx, is een ensemble van drie geschakelde fabrieksgebouwen van in totaal 190 meter lang. Kenmerkend voor dit gebouw zijn de ellenlange balkloze fabrieksvloeren, gedragen door paddenstoelvormige kolommen. De techniek is overgewaaid uit het Amerika van Henry Ford, net als toegepast in de Van Nellefabriek van Brinkman en van der Vlugt, maar in dit geval niet als architectonisch gebaar bedoeld.

De grote uitdaging bij dergelijke transformatieopgaven ligt erin de balans te vinden tussen de aanpassingen die moeten worden gedaan om het te laten voldoen aan de gestelde eisen en het behouden van de karakteristieke eigenschappen. Voor de LocHal werd de geijkte oplossing van het doos-in-doos principe voorgesteld in de uitvraag. Onder de indruk van de ruimtelijkheid, de monumentale leegte en de enorme maat van de LocHal, besefte het ontwerpteam echter dat de LocHal meer is dan een gebouw; het is een onderdeel van de stad, dat met z’n zware constructie, die naar boven toe steeds lichter wordt, een fantastische ruimtelijke beleving oplevert. Zo ontstond het idee om de industriële hal met de stad te verbinden als één doorlopend stedelijk weefsel in de vorm van een trappenlandschap. Om de authentieke sfeer en ruimtelijkheid te bewaren, kozen we ervoor de “lampion” van enkel draadglas te behouden en ontwikkelden we een uitgekiend klimaatconcept met verschillende klimaatzones om toch op duurzame wijze aan de warmtebehoefte te kunnen voldoen.

Bij het Eiffelgebouw lag onze uitdaging in het vinden van een optimale aanpak waarbij zowel het patina en de tektoniek van de gevels als de ruimtelijke kwaliteit en de gebruikssporen in het interieur zoveel mogelijk gekoesterd zouden worden. In een proces van 1,5 jaar hebben we de instanties ervan weten te overtuigen dat we de buitenkant moesten isoleren om de karakteristieke sfeer van de binnenkant te kunnen behouden. Met een speciaal voor dit project ontwikkelde witte stuclaag waarin het bestaande reliëf is nagebootst, waren we in staat om de uitstraling van het gebouw te koesteren. De geïsoleerde gevelpuien zijn zo ontworpen dat er brandwerende scheidingswanden op kunnen aansluiten. Op deze manier kon het interieur zijn rauwe industriële uitstraling en oorspronkelijke flexibiliteit behouden.

De opgaven vroegen om twee totaal verschillende benaderingen, maar hebben als resultaat dat de gebouwen aan alle moderne eisen voldoen, hun kracht en eigenheid hebben behouden en ruimte bieden aan creatief gebruik. In beide gevallen wordt hier vol enthousiasme op gereageerd en optimaal gebruik van gemaakt. De gebouwen zijn teruggegeven aan de stad en worden volledig omarmd. Er is niet zozeer sprake van een herbestemming, maar eerder van een “doorbestemming”: de gebouwen zijn opnieuw ‘aangewezen’, in een ander perspectief geplaatst met een stevige publieke dimensie en met de intentie om ze in hun magnifieke uitstraling te versterken.

 

Samenwerking

Het succes van de LocHal en het Eiffelgebouw ligt grotendeels in de samenwerking tussen de betrokken partijen. Bij de LocHal begon het met de ambitie en de open houding van de gemeente en later met de betrokkenheid van de gebruikers, die al in een vroeg stadium bij het proces werden betrokken. Ook aan het ontwerp van het gebouw werkten veel partijen samen aan één kloppend geheel. Het ontwerpteam bestond uit Civic (de publieke architectuur), Braaksma & Roos Architectenbureau (de erfgoedtransformatie) en Inside Outside – Petra Blaisse (het interieur- en beplantingsconcepten en de textiele interventies) in nauwe samenwerking met de ingenieur ARUP. De inrichting van de bibliotheek, het stadscafé en de laboratoria werd door Mecanoo uitgewerkt. Braaksma & Roos Architectenbureau was voor het Eiffelgebouw de architect en maakte het gebouw gereed voor creatieve invulling door de gebruikers. OZ ontwierp in het middendeel van het Eiffelgebouw The Student Hotel en The Invisible Party is verantwoordelijk voor het kleurrijke interieur hiervan. De harmonische samenwerking tussen alle partijen en goed overleg met monumentenzorg was voor beide projecten een belangrijke succesfactor.