de zon gaat weer op boven villa solheim
Dit artikel, geschreven door Jeroen Goudeau, is onlangs gepubliceerd in Delf Magazine. Jeroen Goudeau is architectuurhistoricus en werkzaam als adviseur monumenten bij Erfgoed Delft.
Bijna terloops ligt Villa Solheim in de bocht van de Ruys de Beerenbrouckstraat gevleid. Toch is dit eigenzinnige ontwerp van architect A.H. Wegerif uit 1932 een markant huis, waarin modernisme, expressionisme en gevoel voor traditie tot een synthese zijn gebracht. Studentenhuisvester Stichting DUWO heeft het rijksmonument onlangs grondig hersteld. De soms kwetsbare constructies, de historische kleurstelling en zeldzame afwerkingsmaterialen kregen volle aandacht. Solheims plek in de geschiedenis van het twintigste-eeuwse woonhuis staat daarmee weer in het volle licht.
Modernisme en traditie
Sinds de Romein Plinius de Jongere de idylle van het landelijk leven bezong, is de villa het ideaal van de welgestelde burger. Dit huistype, afzijdig van het drukke bestaan, soms nabij de stad maar met de geneugten van rust en groen, is ook de droomopdracht voor architecten. Ruimte- en geldgebrek spelen vaak een geringe rol en een ambitieuze opdrachtgever wil nog wel eens het experiment aangaan. Villa Solheim is een mooi twintigste-eeuws voorbeeld in een lange traditie.
In het Nederland van de late negentiende eeuw bezegelde de opkomende klasse van fabrikanten en handelaars hun succes met een villa. In Bloemendaal en het Gooi bijvoorbeeld, maar ook in de lommerrijke gebieden nabij de industrieën van Twente en Brabant verrezen vooral na 1900 voorname huizen in een veelheid aan stijlen en vormen. Nostalgie overheerste, met referenties aan de regionale boerderijbouw, of aan het ‘vaderlands’ verleden, met een voorkeur voor classicisme of neorenaissance. Modernistische villa’s vormden een minderheid, zoals dat ook in de woningbouw het geval was.
Het trekken van een harde scheidslijn tussen traditionele en modernistische villa’s kan misleidend zijn, omdat die puur uitgaat van stilistische karakteristieken. Achter de gevels van een landelijk vormgegeven bakstenen huis met houten balkwerk en laag aangezette rieten kap bijvoorbeeld kunnen de nieuwste installaties, afwerkingsmaterialen en woonvormen schuilgaan. De ware innovatie in deze periode zat namelijk in de plattegrond, met als meeste kenmerkende vorm de vlinderplattegrond en varianten daarop. Hierbij vormt de open hall, vaak een trappenhuis met haardplaats, het centrum. Van daaruit waaieren aan de zonnige zijde grote tuingerichte woonkamers uit en zijn in de koelere delen de keukens en dienstvertrekken ondergebracht. Vaak bezit het huis grote werkkamers (Solheim: de ‘spreekkamer’) of praktijkruimten (artsen). Representatie en wooncomfort staan voorop.
Binnen dit spectrum neemt Villa Solheim een eigen plek in. Het huis is bij nadere beschouwing zelfs een paradoxale verschijning. In het volgebouwde vroeg-geïndustrialiseerde Delft zijn villa’s een zeldzaamheid. Solheim lag bij de bouw op de rand van stad en buitengebied, stedelijk van allure en landelijk in zijn situering. Het karakter is uitgesproken modern, zij het op onnadrukkelijke wijze, en de strakke, kubistische vorm in een heldere kleurstelling is uitgevoerd op ambachtelijke wijze.
Gelijkgestemden
Villa Solheim werd in de jaren 1931-1932 gebouwd in opdracht van Wilhelmus Hendrik van Leeuwen (1887-1960) en zijn echtgenote Valburg Isaachsen. Zes jaar daarvoor was werktuigbouwkundig ingenieur Van Leeuwen benoemd als president-directeur van de Gist- en Spiritusfabriek NV, een functie die hij overnam van zijn oom F.G. Waller. Met de bouw van het huis plaatste de sociaal bewogen en ambitieuze Van Leeuwen zich in de lijn van Jacques van Marken, de visionaire oprichter van de fabriek. Er was haast geen commissie op economisch of maatschappelijk vlak te vinden waarin Van Leeuwen geen zitting had, zowel plaatselijk als landelijk. Maar de vergelijking gaat ook op voor de architectuur. Van Marken had zich samen met zijn vrouw Agneta Matthes een vooruitstrevend opdrachtgever betoond, resulterend in het idealistische tuindorp Agnetapark (1884-1929) met in het hart de directievilla Rust Roest. Het echtpaar Van Leeuwen vond in de in Den Haag gevestigde Apeldoornse architect A.H. Wegerif (1888-1963) de vormgever van hun ideeën.
In Noordwijk had Van Leeuwen als vakantieverblijf villa De Koekkoek gekocht, dat een vroeg ontwerp van Wegerif was. Vervolgens vroeg de familie de architect in 1926 om het Delftse woonhuis aan de Goeman Borgesiusstraat 2 aan te passen. In 1930-1931 volgde de opdracht voor de verbouw van de leegstaande directiewoning Rust Roest tot de Delftsche Huishoud- en Industrieschool (tot dan toe aan de Doelenstraat), hetgeen uitmondde in een gedeeltelijke, sterk contrasterende nieuwbouw. Enthousiast over deze school bestelde Van Leeuwen bij Wegerif ook een nieuw woonhuis, even ten zuiden van het Agnetapark.
De gebouwen die Wegerif in meer dan een halve eeuw ontwierp lijken een breed palet aan stijlen en opvattingen te vertonen. In Delft bevinden zich nog twee andere huizen van zijn hand: ‘Onder het Stroodak’ aan Julianalaan 156, en een ‘genormaliseerde middenstandswoning’ aan Klein Vrijenban 2, beide uit 1920. Een uitgesproken modernist was Wegerif niet, maar zelfs zijn meer traditionalistische huizen zijn opvallend helder, innovatief én tijdloos. Al zijn opdrachten zijn steeds eigenzinnig en zelfbewust, bijna alsof hij met ieder werk een nieuw begin maakte. Waar opdrachtgevers en ontwerper in elkaar verwante geesten ontdekten, zoals bij Solheim, leidde dat tot iets bijzonders. De titel van het gedetailleerde Delftse proefschrift door Huub Thomas uit 2018 spreekt van Het bezield modernisme van A.H. Wegerif. Die fraaie karakterisering omvat zowel het streven naar een modern, bij Wegerif ondogmatisch, antwoord op de bouwopgave van de eigen tijd, als naar een theoretisch fundament waarop Wegerif zijn ontwerpen als vrijmetselaar baseerde.
Een huis met vele kanten
Solheim werd gesitueerd aan Ruys de Beerenbrouckstraat 47, met een tuin op het zuiden en het Westplantsoen en een garage aan de smalle De Kempenaerstraat. Het huis lag pal aan de stadsrand en had vrij uitzicht op het westen, over het huidige Westplantsoen. Opvallend is hoe het huis duidelijk een geheel is, maar zich vanuit elke hoek weer
anders voordoet. Tegen vier kubische hoofdmassa’s zijn lagere aanbouwen geplaatst. Alle blokken hebben eigen verhoudingen en hoogtes. Ook zijn er diverse raamtypen toegepast, waarmee de schijnbaar elementaire groepering vanuit elke hoek een verrassend complexe compositie oplevert. Eigenlijk verrast het huis op alle punten van de uitvoering. De modernistische, strak-geometrische hoofdvorm kreeg een expressionistische gevelbehandeling, met metselwerk in een zachtgele baksteen, voorzien van een verdiepte horizontale schaduwvoeg en afgezet met zwarte daktegels langs de bovenrand. De kleurstelling van het geel in combinatie met helblauwe (oorspronkelijk stalen, nu aluminium) ramen, rood voor deuren en kolommen, en wit bij de entree, lijkt ontleend aan het primaire kleurengamma van De Stijl. Waar Wegerif er in ander werk dan weer een uitgesproken groen tegenover zette, verlevendigde hij Solheim met oranje tegelstroken. Behalve de bewuste synthese van modernisme en expressionisme valt op hoe deze architectonische abstractie in sprekende materialen ook gepaard gaat met een iconografisch decoratieprogramma in het ingangstableau en in de glas-in-loodramen.
Het betoverende detail
De familie Van Leeuwen-Isaachsen en hun personeel zijn al sinds 1962 vertrokken. Nadat het huis tijdens de oorlog en de onderduik van de familie gevorderd was geweest door de bezetter werd het in 1962 een studentenhuis met 24 eenheden. Een grote verbouwing volgde in 1986. In 2022 gaf de Stichting DUWO Delft opdracht tot groot onderhoud van de villa, inmiddels voor 23 studenten. Daarbij werd een balans gezocht tussen de intensieve bewoning, het oplossen van diverse bouwkundige gebreken en de restauratie van monumentale interieuronderdelen. Het plan en de directievoering waren in handen van het Haagse architectenbureau Braaksma en Roos, in de personen van Marianne van der Sanden, Gerard Vreugdenhil en projectleider Emiel van Boxtel. Hoe zorgvuldig een voorbereiding ook is, het succes van een restauratie staat of valt bij de kwaliteit van de uitvoering en de voortdurende aandacht voor de details tijdens het proces. Dat Solheim daar een geslaagd voorbeeld van is, is te danken aan de betrokken architecten, aannemers en specialisten, die daarvoor ook ruimte kregen van de opdrachtgever. De kwaliteit blijkt vooral in de grote hal in het hart van het huis, daarbij stilzwijgend voorbijgaand aan andere onderdelen, zoals het geslaagde herstel van het metselwerk aan de buitengevels.
Aan de restauratie van de kleurige mozaïekstroken in de zwarte natuurstenen vloer van de hal ging een zoektocht vooraf. De vierkante steentjes in rood, blauw, grijs, geel en groen zijn vervaardigd uit glasgraniet. Dit geperste glas werd als ‘Graniver’ geproduceerd vanaf 1921 tot omstreeks 1940 door de NV Glasfabriek Leerdam. Architecten als H.P. Berlage en K.P.C. de Bazel pasten het toe, en ook Wegerif dus. Bij het vervangen van de beschadigde stukjes diende gezorgd te worden voor een iets onregelmatige vorm, een diepe kleur, korrelige textuur en lichte glazuurglans, en dat voor een reeks kleuren, bovendien in kleine oplage. Dezelfde aandacht vroegen de terrazzovloeren, waarbij de mengverhouding, de afmeting van de steentjes en de kleur van het bindmiddel exact werden gekopieerd. Het gerestaureerde beeld wordt echter in hoofdzaak bepaald door het nieuwe binnenschilderwerk, met name in de hal en de trappenhuizen. Ook hier is weer een duidelijke verwijzing naar De Stijl gemaakt, met in grijze kozijnen gekaderde rechthoeken van de diepblauwe deuren en de felrode lambriseringen van de hoofdtrap. Ook hier zijn de details sprekend: door bijvoorbeeld de dikte van de panelen weer in de kleur mee te schilderen krijgen ze het effect van zelfstandige, tweedimensionale ruimte-elementen. Van Doesburg en Mondriaan theoretiseerden hierover – in Solheim is het ervaarbaar.
Van de rijke interieurafwerkingen dienen ten slotte nog de antraciet-gevlekte muurdelen genoemd, die met hun metaalachtige uitstraling de hal een mysterieuze glans verlenen. Dit zogenaamde elektroglazuur, een gladde en waterdichte spuitpleister, kwam vanaf omstreeks 1925 beschikbaar als luxe alternatief voor stucwerk, betimmering of behang. De Rotterdamse firma Offerhaus & Co adverteerde dat het deze variant van beton-emaille ‘in alle kleuren’ kon leveren. De vaktijdschriften uit die tijd wilden zich nog niet meteen uitlaten over de duurzaamheid van het elektroglazuur. Te midden van de stortvloed aan nieuwe producten heeft het slechts een kort bestaan gekend. In ieder geval is het inmiddels hoogst zeldzaam geworden, zeker nagenoeg ongeschonden zoals in Solheim.
Magistrale stralende zon
Ten slotte de naam van het huis. ‘Solheim’ is Noors voor ‘zonnehuis’. Ongetwijfeld kwam de naam uit de koker van de vrouw des huizes met haar Noorse familie. Zij opperde ook de Oudnoorse Edda-sagen voor de interieurdecoraties. Behalve het zonnereliëf bij de voordeur bevat het interieur veel geel en hoog in het trappenhuis straalt er een grote gouden zon. Zonnenamen waren overigens geen unicum bij villa’s. Denk aan het huizenpaar ‘Sonnevanck’ en ‘Solbacka’ (‘met de zon in de rug’) in Den Ilp, zo genoemd door de vroeg-twintigste-eeuwse Zweedse bewoonster. Architect De Bazel ontwierp villa’s met namen als ‘Sonnewael’ (Blaricum), ‘Zonnegaarde’ (Arnhem) en ‘Zonnewende’ (Moergestel). Ook bij Wegerif zelf komen we er meer tegen: ‘Zonneweelde’ in Apeldoorn, ‘Sonnevanck’ in Hilversum en, vooruit, ‘De Zonnebloem’ in Nunspeet. Enerzijds lag het thema van de zon bij vrijgelegen huizen voor de hand, maar tegelijk kon men ook verwijzen naar de idealen of achtergrond van de bewoners. Bij Solheim en de familie van Leeuwen-Isaachsen betreft het waarschijnlijk een mooie combinatie: een door zon beschenen huis aan de stadsrand, het beeld van de zon na de lange winternacht uit de Scandinavische mythologie, en de sociaalbewogen rijzende zon van een nieuwe maatschappij. Wellicht was de naam ook Wegerif welkom, die als vrijmetselaar gevoelig was voor lichtsymboliek.
Lees hier meer over onze restauratie van Villa Solheim in Delft.